Ik zie me nog zitten als een ineengedoken hoopje mens. Een immens verdriet had zich van mij meester gemaakt en ik wist werkelijk niet hoe ik met deze berg aan emoties om moest gaan.
Een vrouw kwam bij me zitten en zei niets. Geen troostende woorden, geen "Gaat het?", niets. Ze legde haar hand zacht op mijn rug en was in alle eenvoud en stilte aanwezig.
Dit eenvoudige gebaar raakte me zo diep dat de tranen nog veel heftiger begonnen te stromen en dat er uit mijn keel een geluid kwam dat precies al jaren ergens was opgesloten, weggeduwd, ontkend en zich nu langzaam bevrijdde.
Het was niet mooi. Het was rauw. Dezelfde soort rauwheid die je kan ervaren wanneer je op de bevallingstafel ligt en het dierlijke het heel even lijkt over te nemen. Je vergeet alle conventies, je gaat voorbij schaamte en er is slechts dat moment.
De vrouw was als een engel aan mijn zijde, zonder oordeel en beschermend. Ze zorgde ervoor dat ik me volledig kon laten gaan in verdriet, misschien wel voor het eerst in mijn volwassen leven. Even liet ik los wat er om mij heen gebeurde en gaf ik prioriteit aan mezelf en aan de pijn die zich een weg naar buiten pulseerde.
Op dat moment was mijn verdriet niet langer gelinkt aan een gebeurtenis, een verhaal, een specifiek moment. Het was eerder een opslagruimte die zich had geopend en zich met een zucht een weg zocht naar buiten. Mijn verdriet had geen naam, was niet te benoemen, niet te beschrijven.
De stille aanwezigheid van de vrouw heeft me diep getroffen. Het gegeven dat de emotie er gewoon kon zijn, zolang als nodig was voor mij en zonder dat ik me diende te verantwoorden, was goud waard. Het heeft ervoor gezorgd dat de pijn werkelijk kon beginnen helen en mijn lichaam kon ontspannen. Opgeslagen stijfheid in mijn schouders en bovenrug konden ook loslaten.
Hoeveel momenten van verdriet hadden zich door de jaren heen opgestapeld in mijn lijf?
Van kindsbeen af krijgen velen onder ons de boodschap dat emoties niet te groot mogen worden en niet te lang mogen aanhouden. Daar kunnen volwassenen namelijk moeilijk mee om. We sussen onszelf en zetten al snel een soort stop op de emotie. Ook de emotie van de ander proberen we te sussen. "Droog je tranen nu maar", zeggen we tegen een kind. "Niet flauw zijn."
Ook wanneer we het gevoel hebben dat iemand onze grenzen overschrijdt en er een gevoel van boosheid vrijkomt, treedt onze interne rechter in actie. Kan ik hier iets van zeggen? Mag dat? Heb ik het recht om te reageren? Misschien is het toch nog niet zo erg. Hij of zij zal het wel zo niet bedoeld hebben. Bekijk het eens van die persoon zijn kant. Eigenlijk mag ik niet klagen, het kan nog erger. Is mijn boosheid wel terecht? Misschien moet ik het er maar gewoon bij laten.
De boosheid wordt diep weggestopt, het leven gaat door.
Boosheid kunnen uiten of grenzen durven stellen, is voor sommigen extra moeilijk. Diep vanbinnen zit vaak een angst voor afwijzing. Als ik mijn boosheid uit, kan jij me dan nog wel graag zien? Als ik mijn grenzen stel, vind je me dan nog waardevol?
Hoeveel momenten van boosheid hebben zich door de jaren heen in jouw lijf opgestapeld?
Elke emotie die zich aandient, is er met een reden.
Door de emotie bestaansrecht en ruimte te geven, kan ze ook losgelaten worden.
Het besef dat je boosheid of je verdriet iets zegt over een kwetsuur die jij draagt, is waar de werkelijke heling begint.
Wanneer de ander iets doet of zegt dat voor jou pijnlijk is en niet door de beugel kan, heeft deze persoon iets geraakt in jou, een diepe wonde.
Indien die wonde er al niet was, zou het jou niet werkelijk kunnen kwetsen. Je zou weten, voelen in al je cellen dat wat deze persoon zegt of hoe deze persoon zich naar jou toe gedraagt, niet over jou gaat. Het zou van je afglijden.
Wanneer je dus geraakt wordt, is het aan jou om daar iets mee te doen. Neem even de tijd voor jezelf en ga de confrontatie met je emoties aan zodat deze niet in je lijf gaan zitten en zich op termijn gaan uiten in allerlei fysieke problemen of als een emotionele etterbal ooit eens tot uitbarsting komen.
Er is geen gradatiemeter die opmeet of je wel het recht hebt om te voelen wat je voelt. Je hoeft niet te gaan bepalen of wat er gebeurd is wel in verhouding staat met hoe het voor jou voelt. Je voelt het. Geef het bestaansrecht.
Van zodra je leert om gevoelens te laten stromen, zullen ze jou niet langer gaan bepalen.
Wanneer je merkt dat je heel vaak huilt, laat jezelf dan huilen in de wetenschap dat jij niet het verdriet bent. Wanneer je boos bent, sta jezelf toe dit op een veilige manier te uiten maar weet dat je niet de boosheid bent. Hoe bewuster je hiervan wordt, hoe meer ruimte je kan gaan geven aan wie je dan wel bent, je kern. Een kern die niet bepaalt wordt door gedachten en gevoelens. Een kern die vrij is.
Comments